Het leven is een wedstrijd. Dat voel ík al, maar mijn kind is er op haar manier mee bezig.
‘Wie het eerst bij de auto is!’ / ‘Wie het eerst de jas aan heeft!’ / ‘Wie het eerst aan de andere kant van het zwembad is op blote voeten!’ (Wacht, stop, nee!)
Mijn kind wint alle actiewedstrijden en dat geeft een blij meisje. Ik vind het prima om haar te laten winnen door wat minder hard mijn best te doen, maar een geluksspelletje ga ik niet saboteren. Als ik dat win, dan heb ik gewonnen. Sorry schat!
Peuter is hels not amused en dat lijkt elke verloren wedstrijd erger te worden. Was het eerst nog vooral verbazing (Huh? Heb ik, knapste prinses van het land, verloren? Hoe dan? Er moet een fout gemaakt zijn!), nu komt de stoom nog net niet uit haar oren en kan ze het bijna niet meer verdragen.
Ik zie de eerste tekenen van vals spelen al doorschemeren en soms roept ze dat ze wél gewonnen heeft als ze keihard heeft verloren.
Als de dobbelsteen niet vanaf nú gaat doen wat zij wil, voorzie ik binnenkort demonische driftbuien.
Ik probeer met haar mee te leven, soms doe ik er juist luchtig over, soms leid ik haar af en vaak zeg ik dat de verliezer de winnaar is van een dikke knuffel (die ze aanvaard mits ik ook kietel).
Ik zou het haar zo gunnen om met alles te winnen, maar ja, iets met ‘later’.
Ze heeft een gigantische drive. Ze houdt enorm van grof motorische activiteiten. Ze kan honderd keer een koprol doen tot het lukt.
Ze oefent van zonsopgang tot zonsondergang tot ze ein-de-lijk kan hinkelen.
Ze is bereid duizend keer te vallen als ze weet dat de 1001e keer het haar vast gaat lukken (want mama kan het ook, dus hoe moeilijk kan het dan zijn?).
Maar ja, weten dat het je waarschijnlijk óóit gaat lukken is echt anders dan heel erg je best doen om die dobbelsteen goed te gooien en toch keihard te verliezen.
Vier keer achter elkaar.
En dan ook nog van mama!
Ze krast als een bezetene haar kleurplaat vol. Haar vriendinnetje heeft nog maar een paar streepjes gezet.
‘Wie het eerste de kleurplaat af heeft!’ *kras* ‘Ik heb gewonnen!’
Ze verliest twee keer van mij met Nijntjes Bonte Ballonnen. Ze zet haar handen in haar zij en kijkt me heel vies aan. ‘Volgende keer win ik, oké?’, zegt ze dreigend.
Ja, ze gooit de ballonnen door de kamer, maar ze speelt het spel wél nog een keer, en nóg een keer, want winnen zal ze!
Je komt er wel, kleine doorzetter van me! Maar ik hoop dat je me weet te vinden als je later (veeeeel later!) in het leven af en toe niet zoveel succes hebt als je wilt en verdiend. Ik ben hier om je te knuffelen!
(en desgewenst te kietelen)