‘Ik heb geen zin!’ is de meest uitgesproken zin van de afgelopen 4 weken. Het is inmiddels een gewoonte geworden om dat ’s ochtends te schreeuwen zodra het huiswerk roept. Vandaag werd het echter niet geschreeuwd. Ook niet verveeld uitgeroepen. Het werd niet gezegd om dwars te zijn. Niet uitgesproken met veel gevoel voor drama. Niet om strijd te zoeken om het strijd zoeken. Vandaag was het écht geen zin hebben.
Echt! Geen! Zin!
Ze probeerde het nog wel. Vroeg of ik bij haar wilde blijven. Ze zat op mijn schoot, we deden de tablet weg en ik gaf haar de instructie. Bleef daarna in de buurt terwijl zij de oefeningen maakte. Het werkte allemaal niet en ze moest er hard van huilen.
Ik stelde voor om even een lange pauze te houden en dan naar school te gaan om het huiswerk van afgelopen week te brengen. Het was een betere timing dan vorige week, want nu kwamen we wel klasgenoten en hun ouders tegen. Fijn voor mij, want ik kon wat volwassen gesprekken voeren. Fijn voor de 6-jarige , want zij kon even op het schoolplein spelen met een paar van haar klasgenoten.
Op de terugweg kwamen we langs de speeltuin waar we een wedstrijdje ‘hoog schommelen’ deden en we kwamen helemaal opgeladen thuis.
‘Ik heb nog steeds geen zin’, zei de 6-jarige.
– ‘Als ik nou eens ga schilderen boven. Daar heb ik ook ontzéttend géén zin in!’
‘Jaah! Leuk!’
– ‘Nou ja, leuk? We moeten beide ontzettend stomme dingen doen!’
‘Ja maar samen stomme dingen doen is wel heel leuk!’
En dus mengde ik even later verf, terwijl de 6-jarige in het kamertje ernaast vrolijk aan haar huiswerk zat.
‘Ik vind het nu ineens leuk!’, zei ze. ‘Jij ook?’
– ‘Mwa, ik hou niet zo heel erg van schilderen.’
‘Waarom doe je het dan?’
– ‘Omdat ik graag het eindresultaat wil hebben. Ik wil de muurschildering op mijn muur. Als het af is, ben ik vast blij.’
‘Oké’, zei ze bedenkelijk.
– ‘Wie is er eigenlijk zieliger?’, vroeg ik. ‘Wie heeft het het zwaarst in de Stomme-Dingen-Moeten-Doen-Competitie?’
De 6-jarige moest er even over nadenken. ‘Jij misschien, want je vindt schilderen echt heel stom. Maar jij kunt er wel weer mee stoppen en morgen niét schilderen als je dat niet wil. Ik moet morgen wéér dat stomme huiswerk maken!’
‘Ja. Je hebt gewonnen schat. Gefeliciteerd!’
Trots en blij ging ze verder aan haar huiswerk. In een klein uur was het af.