Thuisonderwijs dag 18

‘Ik heb geen zin!’ is de meest uitgesproken zin van de afgelopen 4 weken. Het is inmiddels een gewoonte geworden om dat ’s ochtends te schreeuwen zodra het huiswerk roept. Vandaag werd het echter niet geschreeuwd. Ook niet verveeld uitgeroepen. Het werd niet gezegd om dwars te zijn. Niet uitgesproken met veel gevoel voor drama. Niet om strijd te zoeken om het strijd zoeken. Vandaag was het écht geen zin hebben.
Echt! Geen! Zin!

Ze probeerde het nog wel. Vroeg of ik bij haar wilde blijven. Ze zat op mijn schoot, we deden de tablet weg en ik gaf haar de instructie. Bleef daarna in de buurt terwijl zij de oefeningen maakte. Het werkte allemaal niet en ze moest er hard van huilen.

Ik stelde voor om even een lange pauze te houden en dan naar school te gaan om het huiswerk van afgelopen week te brengen. Het was een betere timing dan vorige week, want nu kwamen we wel klasgenoten en hun ouders tegen. Fijn voor mij, want ik kon wat volwassen gesprekken voeren. Fijn voor de 6-jarige , want zij kon even op het schoolplein spelen met een paar van haar klasgenoten.

Op de terugweg kwamen we langs de speeltuin waar we een wedstrijdje ‘hoog schommelen’ deden en we kwamen helemaal opgeladen thuis.
‘Ik heb nog steeds geen zin’, zei de 6-jarige.
– ‘Als ik nou eens ga schilderen boven. Daar heb ik ook ontzéttend géén zin in!’
‘Jaah! Leuk!’
– ‘Nou ja, leuk? We moeten beide ontzettend stomme dingen doen!’
‘Ja maar samen stomme dingen doen is wel heel leuk!’

En dus mengde ik even later verf, terwijl de 6-jarige in het kamertje ernaast vrolijk aan haar huiswerk zat.
‘Ik vind het nu ineens leuk!’, zei ze. ‘Jij ook?’
– ‘Mwa, ik hou niet zo heel erg van schilderen.’
‘Waarom doe je het dan?’
– ‘Omdat ik graag het eindresultaat wil hebben. Ik wil de muurschildering op mijn muur. Als het af is, ben ik vast blij.’
‘Oké’, zei ze bedenkelijk.
– ‘Wie is er eigenlijk zieliger?’, vroeg ik. ‘Wie heeft het het zwaarst in de Stomme-Dingen-Moeten-Doen-Competitie?’
De 6-jarige moest er even over nadenken. ‘Jij misschien, want je vindt schilderen echt heel stom. Maar jij kunt er wel weer mee stoppen en morgen niét schilderen als je dat niet wil. Ik moet morgen wéér dat stomme huiswerk maken!’
‘Ja. Je hebt gewonnen schat. Gefeliciteerd!’

Trots en blij ging ze verder aan haar huiswerk. In een klein uur was het af.

 

 

Thuisonderwijs dag 17

Tijdens schermtijd kijkt de 6-jarige het liefst op de tablet. Ik pak tegenwoordig dat moment om zelf ook even mijn hoofd leeg te maken bij de tv.
Vanmiddag, de 6yo: ‘Kijk je nou alwéér die film?’
– ‘Zeg hoor eens, hoe vaak heb jij,… hoe heet het, al gezien?’
‘Sing!’
– ‘Ja! Sing!’
‘Eén keer!’
– ‘Wat kun jij liegen!’
‘5 keer!’
– ‘Ik denk eerder dat je hem afgelopen jaar wel 20 keer hebt gezien! En ik heb deze film pas een keer of,… vijf gezien! De afgelopen twee weken…’

Thuisonderwijs dag 16

De dag dat ik spijt heb dat ik nooit ben gaan hamsteren.
De dag dat de 6-jarige ongeveer 50 keer op mijn telefoon keek hoe warm het zou worden, helemaal dolgelukkig werd toen ze zag dat het uiteindelijk 23 graden was, maar tegelijkertijd  liever in de tuin in de schaduw was, dan in de speeltuin, want ‘het is vééél te warm!’
De dag van het eerste watergevecht van het jaar (voor wie het wil proberen: gebruik warm water in de waterpistolen!)
De dag dat mijn 6-jarige vroeg om ‘Macarona met zonder saus’.
En de dag dat ik moet gaan kiezen tussen kapotte, want te droge handen óf handen met jeukende uitslag door de handcrèmes.

 

Thuisonderwijs dag 15

Vandaag zou eigenlijk een studiedag zijn, maar er stond natuurlijk gewoon huiswerk op het programma.

In het rekenboekje stonden opdrachten over geld. De 6-jarige herkent alle munten, maar zegt nog wel vaak ‘euro’ tegen centen. Ik zou mijn centen ook graag euro kunnen noemen!

Nadat de sommen gemaakt waren, zei ik dat er nog zakgeld op haar rekening stond. Ze krijgt dat sinds een paar maanden en omdat ik dat de eerste weken steeds vergat, maak ik dat automatisch over. Nu en dan geef ik dat geld dan in een keer.
Ik vroeg of ze dat geld nu ook contant wilde hebben, voor in haar spaarpot. Ja, natuurlijk wilde ze dat!
Ik had echter alleen een briefje van 20 en zei dat ze die mocht hebben, maar dat ik dan wel wisselgeld van haar wilde. Nu werden de sommen ineens wel héél echt. Oké, ze moest dus 15 euro terug geven! Dat vond ze maar niets. Moest ze ál die munten aan mij geven? In ruil voor dat éne briefje?
Ik bleef herhalen dat ze met tien muntjes van 10 cent evenveel kan kopen als één munt van 1 euro. ‘Jaha mama, dat weet ik heus wel!’ Maar het voelde duidelijk anders.

Nu heeft zij een vrij licht spaarvarken en ik een heel zware portemonnee. (Waarvan ik de muntjes op dit moment niet eens kan uitgeven, ivm de pinvoorkeur van winkels. )

Thuisonderwijs dag 14

‘Wat vind je er van om achter je eigen bureau huiswerk te maken?’
‘… goed.’

Het kwam er wat twijfelend uit, maar ik nam de 6-jarige meteen mee naar boven. Daar legde ik haar spullen op de juiste bladzijde neer en gaf ik haar de tablet.
Een paar weken geleden had ik bij de kringloopwinkel een hele mooie roze bureaulamp gekocht. Ik dacht: dat is leuk voor ooit, als ze huiswerk moet gaan maken onder die donkere hoogslaper. Ik verborg hem op zolder. Nooit gedacht dat ‘ooit’ nu al zou zijn.
Ze was er heel erg blij mee en dat motiveerde nog meer om zelf aan de slag te gaan.

‘Ga maar kijken hoe ver je komt!’ Ik ben hiernaast aan het schilderen!’
Ze kwam uiteraard wel 15 keer bij me kijken en dingen vragen, maar was tegelijkertijd ook heel trots dat ze heel veel zelf deed.
Ik ook!

Vanavond kregen we het bericht dat in het verpleeghuis van mijn ouders iemand besmet is met Corona.
De 6-jarige en ik waren net een puzzel aan het maken en ik reageerde geschrokken. Toen ik ophing zei ze dan ook: ‘Je had het over opa en oma hè. Wat is er?’
Ik legde uit dat er iemand besmet is met ‘Karóóna’, maar dat opa en oma het niet hebben.
Ze zei meteen: ‘Maar als oma het krijgt is dat niet goed, ze ís al zo ziek!’ Ja, dat klopt, als oma het krijgt is het niet goed. Maar laten we hopen dat ze het niet krijgt.’
‘Ja, tien Fingurs cwossed!’
‘Ja schat, duizend fingers crossed! Maar aan de andere kant, oma is sowieso al heel oud hè. En ziek. Dus ze gaat een keer overlijden. Laten we maar proberen ons niet teveel zorgen te maken.’
‘Ja. En fingurs cwossed!’
‘Fingurs cwossed!’