Kamperen met de peuter

‘Verkansie!’ Vijf nachten kamperen. De mama had er zin in. En de peuter helemaal. Natuurlijk ook een beetje spannend, maar als alleenstaande mama bleek de reis en het alleen opzetten van de tent niet de grootste uitdaging.

  • Peuter roept: ‘Dit wordt te gek!’
  • De mama heeft al na de 2e keer de tent in kruipen rugpijn
  • Peuter leeft zich uit op trampolines, en op haar loopfiets, maar nooit zonder mama die mee moet spelen
  • Peuter vraagt of het eten al klaar is
  • Peuter vraagt opnieuw of het eten al klaar is
  • Peuter vraagt of ik al klaar ben met eten maken
  • Peuter lust het eten niet
  • Waar ligt…? *insert zo’n beetje alles wat je nodig hebt*
  • Peuter moet plassen terwijl we net langs de wc’s liepen (500 meter terug)
  • Peuter noemt het ‘kramperen’ en de mama geeft haar groot gelijk, dus verbetert haar niet
  • Er ligt een dode vlieg in bed
  • Peuter kan voor het eerst aandachtig genoeg luisteren naar een echt voorleesboek: Pluk van de Petteflet ❤
  • We liggen op ijs een heel dik luchtbed
  • Dat luchtbed moet net als peuter slaapt toch eigenlijk wat meer opgepompt worden
  • De mama moet ’s nachts naar de wc. Afspraak met peuter was dat ze mee wilde, maar ze wil niet mee
  • Net als ik voorzichtig wegloop gilt ze toch in paniek dat ze mee wil
  • Peuter slaapt twee uur later dan normaal
  • Peuter wordt een half uur eerder wakker dan normaal
  • 07:00 uur: Peuter wil een ijsje. ‘Je mag vanmiddag een ijsje.’ ‘MAAR IK ZEG TOCH DAT IK NÚ EEN IJSJE WIL!’
  • Twee mensen insmeren en de dag is alweer bijna om
  • Ik draag twee zware tassen met onder andere speelgoed voor in het zand, een strandtentje, een vlieger, eten en drinken, zonnebrand en nog duizend dingen
  • Peuter draagt een gieter
  • Klagen dat de gieter zo zwaar is in drie, twee, een,…
  • Op het strand blijkt het te warm te zijn
  • En de zee nog steeds te eng
  • Peuter wil niet meer terug lopen
  • ‘Mama, zullen we doodje spelen?’
  • Peuter is boos dat ze zo lang moet wachten tot ik klaar ben met… dingen zoeken, koken, afwassen,… alle dingen waar ik normaal Zen van zou worden tijdens kamperen omdat ik me zou overgeven aan de traagheid ervan
  • ‘Mama kom je nog?’
  • We hebben alle ingrediënten mee om pannenkoeken te bakken, maar niets voor erop. We kopen in overleg poedersuiker
  • Peuter vraagt of de pannenkoeken al klaar zijn
  • ‘Kunnen we al eten?’
  • ‘Zijn de pannenkoeken nu dan klaar?’
  • ‘Mag ik al een pannenkoek?’
  • Peuter wil helemaal geen suiker op haar pannenkoek, maar stroop.
  • Het luchtbed moet weer opgepompt worden
  • Er ligt een kapotte schelp in bed
  • ‘Vind je het hier leuk?’ ‘Ja.’ ‘Wat vind je het leukst?’ ‘De Julianatoren.’ (naast je huis…)
  • ‘Mama jij bent dood, oké?’
  • Muggenbeet zestriljoen ontdekt
  • De mama begint te fantaseren over eerder naar huis gaan
  • Peuter ontdekt dat mama opschiet als ze zegt dat ze heel erg nodig moet plassen
  • Peuter ontdekt dat het niet meer werkt dat mama opschiet als ze zegt dat ze heel erg nodig moet plassen
  • We eten ’tatjes’
  • We eten ijsje nummer achttien
  • De mama twijfelt of de uitdrukking: ‘Kind blij? mama blij!’ wel echt klopt
  • Stil zijn als je om kwart over vijf wakker bent vindt de peuter nog best wel een beetje moeilijk
  • We zijn twee uur onderweg naar het strand (wat op loopafstand ligt) omdat op elke hoek een speeltuin ligt die bespeeld moet worden
  • Op het strand blijkt een ijskoude wind te staan
  • Peuter roept dat ze naar huis wil omdat ze Het Zandkasteel wil kijken.
  • Mama zegt hoopvol dat we eventueel vanavond wel naar huis kunnen…?
  • Peuter zegt dat ze het laatste nachtje hier ook nog wil blijven
  • We eten weer een patatje omdat de mama al hysterisch wordt bij het idee dat peuterlief dertig minuten onafgebroken gaat vragen of het eten al klaar is
  • We slapen weer amper omdat het te koud is en een dekbed en drie slaapzakken onder en boven het luchtbed niet veel verschil maken
  • Peuter speelt al om half zeven in de speeltuin
  • In pyjama
  • Ik heb al dagen met niemand anders dan mijn kind gepraat en probeer een gesprekje aan te knopen met een Duits kindje. Ik vraag hoe hij heet. ‘Wààààs??’ schreeuwt hij terwijl hij me verschrikt aankijkt.
  • Ik twijfel of ik per ongeluk de Zweedse vertaling aan had gezet in mijn hoofd
  • Poging twee met een ander jongetje eindigt ook in een gillend wegrennend kind, dus ik geef het op
  • Peuter wil nog steeds niet door de branding lopen
  • Mama mag dat dus ook niet doen, op straffe van heel hard huilen
  • Het blijkt dat we liggend kunnen vliegeren. Dit maakt ons beide heel erg Zennnn
  • Tot peuter schreeuwt dat ze niet terug wil naar de tent
  • Alle afwas bij elkaar gezocht, het éérste stuk afwas gaat net richting warm water of peuter vraagt of ik al klaar ben
  • Mama is instant hysterisch en zet peuter resoluut buiten met de woorden: ‘IK BEN JE ENTERTAINER NIET!’
  • Peuter duwt een krijsend gezicht tegen het raam naast de openstaande glazen deuren
  • ‘Ga maar een rondje fietsen met je loopfiets!’, roept de mama bevelend. Dit doet ze
  • Twaalf seconden later valt ze
  • ‘Flikker maar op met je afwas!’, denkt de mama en neemt het vies mee terug. Morgen kan alles weer in de vaatwasser. Godzijdank.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *