Ritme van een nachtouder

19:15 uur: Kind valt in slaap.
20:30 uur: kind huilt 10 minuten zonder wakker te lijken. Valt na rustige nabijheid net zo plotseling in slaap als ze wakker werd.
22:30 uur: Kind huilt dat ze bij mij wil slapen en komt bij me liggen.

Kind komt op mijn schouder liggen.
Kind draait zich om.
Kind begint te woelen, dus ik haal mijn arm onder haar hoofd vandaan.
Kind schopt.
Kind prikt in mijn buik/rug/oog.
Kat begint te mauwen.
Kat springt op bed en komt bij me liggen.
*herhaal elk uur*

Tussendoor: Kind hoest. Vaak. Eigenlijk non-stop.

06:00 uur: ‘Mama heb je lekker geslapen?’

Mwa.

 

Moeite met afscheid nemen

Toen mijn meisje anderhalf was, kreeg ze haar eerste oppas. Dat was duidelijk schrikken. Ze moest flink huilen bij het afscheid nemen, maar na drie keer had ze door dat het de liefste oppas van de wereld was en ging afscheid nemen zonder problemen.

Toen ze twee was en naar de peuterspeelzaal ging, vond ze het ook daar prima. Nieuwe plek, onbekende juf, geen van de kinderen die ze kent? Maakte haar niets uit! Ze zat er twee jaar met plezier en nam elke keer zonder problemen afscheid van me.

Toen ze vier was en naar school ging, ging het net zo. Ze had het geluk dat ze vier kinderen uit haar klas al van de speelzaal of van de speeltuin kende en het was helemaal fijn dat ze tegelijkertijd startte met twee vriendinnetjes.
Ik moest nog even wat wegslikken die eerste dag (oké, dagen), maar kindlief was zo gewend.

En toen was het kinderboekenweek met als thema ‘Gruwelijk Eng’. Alle kinderen mochten verkleed komen en voor de school startte, zouden er nog wat optredens op het schoolplein zijn.
Stonden we daar, op een schoolplein vol enge kinderen. Vampieren, heksen, haar beste vriendje als Dracula. Dat ze zelf als draak was hielp niet per se, maar haar juffen als heks? Huilen! Gelukkig had de juf haar puntmuts en dito neus in de klas al afgedaan, want ik moest mijn meisje huilend bij haar op schoot achterlaten.

Niet veel later was het Sinterklaas. Eerst rommelpieten op het dak (en de klas overhoop). Toen de goedheiligman met zijn pieten in haar klas. Er waren veel spannende momenten na elkaar. School leek niet echt veilig meer en er ging geen ochtend voorbij zonder huilen: ‘Ik wil niet dat je weggaat! Ik wil met je mee!’ Vastklampen, aan mijn nek hangen, me huilend narennen in de gang. Van mij mocht ze steeds weer een nieuwe knuffel, maar ik liep wel verder richting buitendeur. En als het echt niet lukte gaf ik haar over aan de juf (die dan later zei dat het meteen weer goed was hoor, toen jij eenmaal weg was).

Ik begon het afscheid ook steeds zwaarder te vinden. Eind januari was er nog niets verbeterd, eerder verslechterd. Soms kwam ze bij het ophalen huilend naar me toe rennen en zei dat ze tegen de juf had gezegd dat ze naar huis wilde, maar dat mocht dan niet. Het brak mijn hart.
Of dan dacht ik dat we goed afscheid namen, zonder huilen, maar dan zei een moeder tien minuten later dat ze toch nog was gaan huilen omdat ik niet nog een keer omkeek. Ik kan je vertellen dat ik die dag met een nog grotere knoop in mijn maag doorbracht.

Toen de klassenouder tussen neus en lippen door vertelde dat ze mijn dochter vaak zo timide vond, heb ik de juf gevraagd of het wel goed ging op school. Is er iets wat ze niet leuk vindt? Waarom wil ze alleen maar naar huis? Nee hoor, er was niets. De klassenouder zag haar alleen maar op van die spannende ochtenden als zij daar ook bij waren, maar ze is gewoon vrolijk op school.
‘Weet je, je moet ’s morgen gewoon even met haar spelen, dan een knuffel geven en gewoon gaan. Geef haar maar over aan mij.’

Ik besprak het met mijn kleuter: ‘De juf wil dat ik je aan haar over geef als we afscheid nemen.’
‘Maar dat wil ik helemaal niet!’
Ik vroeg haar wat ze zelf graag zou willen om goed afscheid van me te kunnen nemen. Ze bleek dat verrassend goed te kunnen vertellen: ‘Ik wil een kus, een knuffel, dan neusje neusje en dan knipogen geven!’
We pasten het de volgende dag toe en het afscheid verliep vanaf dat moment prima! Ik zag nog wel de onrust van het feit dat ik weg zou gaan, en af en toe rende ze toch achter me aan, één keer moest ik haar toch overgeven aan de juf, maar verder ging het best goed.
Tot gisteren.

We zijn nu een maand verder en gisteren en vandaag kreeg ik een kus.
Omdat ík dat graag wilde.
De rest van het ritueel leek niet meer te bestaan.
‘Ik ga niet meer zwaaien bij het raam hoor, ik blijf gewoon zitten. Nou, ga maar hoor mama, dahag!’
Door een medemoeder moest ze even later gewezen worden op het feit dat haar mama voor het raam stond en hoopte op een zwaai.

Ik ben bang dat ik vanaf nu degene ben die huilend en me vastklampend afscheid ga nemen.

 

 

Bij wie mag ik even op schoot?

Een spelletje met de kleuter

De kleuter wil heeeel graag een spelletje spelen en kiest een spel uit.
Zij mag beginnen. Ik geef haar de dobbelsteen.

  • Ze maakt eerst drie handstanden.
  • Vraagt of we hierna verstoppertje gaan spelen.
  • Zingt een Sinterklaasliedje en vraagt of ik weet hoe het verder gaat.
  • Wordt eraan herinnert dat ze aan zet is.
  • Stelt een belangrijke vraag, bijvoorbeeld: ‘Mama, hoe komt het dat we kunnen praten?’
  • Na een uitgebreid antwoord (van haarzelf) gaat ze op haar stoel staan.
  • ‘Ik pak even mijn knuffels!’ (en zoekt het hele huis af)
  • Ik vraag of ze wel zin heeft in het spelletje of liever iets anders doet.
  • ‘NEE NEE! Dit spelletje is het állerleukste om te doen!!’
  • Ik wijs naar de dobbelsteen.
  • ‘Ik hoor de postbode! Er is post! Zou er post voor mij zijn!’ *rent naar de brievenbus*
  • Is teleurgesteld dat er alwéér geen post voor haar is, er is nóóit post voor haar! Komt bij me uithuilen.
  • Wordt eraan herinnert dat ze aan zet is.
  • Is helemaal blij dat we dit leuke spelletje spelen en gooit de dobbelsteen enthousiast naar de andere kant van de kamer.
  • Gaat op zoek naar de dobbelsteen en komt onderweg ongeveer vijftien verschillende speelgoedjes tegen die allemaal bewonderd moeten worden.
  • Komt langs haar tafeltje en stoeltje en gaat daar zitten.
  • Wordt er aan herinnert dat we een spelletje aan het spelen zijn.
  • ‘O ja, hahaha! Vergeten!’ en rent naar me toe.
  • Legt de dobbelsteen neer: ‘Mama, mag ik een appel?’
  • Ik pak de dobbelsteen en leg die terug in haar hand.
  • Kleuter gooit met de dobbelsteen en nog voor ze haar pion verzet:

*REPEAT*

Bestaat sinterklaas nou wel of niet
Afbeelding

Bestaat Sinterklaas nou wel of niet?

Was ik vorige jaren nog overtuigd dat ik wilde vertellen dat Sinterklaas niet bestaat (lees ook hier), dit jaar heeft mijn kleuter zóveel fantasie dat ik het moeilijk vond om die blije zeepbel door te prikken. Ik zag steeds die arme puppie-ogen voor me als ze er achter komt dat er geen Sinterklaas bestaat. Kan ik niet! Ik kan wedervragen stellen en ontwijken, maar als ze écht een antwoord wil, dan kan ik ook niet liegen.
Ze denkt over veel na en ik voelde gewoon dat ze wilde weten hoe het zat. Ik liep al een paar dagen met een knoop in mijn maag rond toen de eerste vraag kwam:

‘Wij hebben geen schoorsteen hè?’
– ‘Nee. Of, nou ja, wél, maar niet een die eindigt bij een open haard nee…’
‘Maar,… dan moet Sinterklaas dus door de buis van de verwarming…’
– ‘Eh,…’
‘Hoe komen die pakjes anders in mijn schoen?’
Ze wachtte echt op een antwoord.
Lang leve het Sinterklaasjournaal, dus ik zei: ‘Mama is misschien hulpsinterklaas?…’
‘Heb jij het pakje in mijn schoen gelegd?’, vroeg ze met ondeugende ogen.
‘Ja,…?’, zei ik twijfelend.
Ze leek trots. Wow, mijn mama doet dat gewoon! Maar net toen ik dacht: oké, dat ging goed, zei ze: ‘Dat is wel moeilijk, als Sinterklaas door de buis van de verwarming gaat!’

Een paar dagen ervoor was er een vriendinnetje wezen spelen en terwijl ze aan het tekenen waren had het vriendinnetje steeds gezegd dat het zand wat ze in de lucht tekende niet kon, want dat hoorde op de grond. En wolken waren niet oranje en hoorden juist niét op de grond.
Ze kwam het me verdrietig vertellen. Ik zei toen tegen haar dat het háár tekening was en dat daarin alles mogelijk is. Niet alles hoeft in het echt te bestaan wat je tekent, alles is goed.

Ik moest er aan denken en zei: ‘Weet je nog: in je hoofd kan álles! Alles wat jij wil, kan. Als jij zand in de lucht wil, dan kan dat. In je fantasie is alles mogelijk.’
Daar werd ze pas echt blij van. En ze roept het nu heel vaak: ‘In mijn hoofd kan alles hè mama!’

Twee dagen later, uit het niets: ‘Dus jij bent de Sinterklaas die de pakjes in de schoen stopt?’
Ik zei: ‘Eh,… wat denk jij dan?’
Ze knikte van ja en zei: ‘Maar in je fantasie kan alles hè.’
– ‘Ja, álles!’
‘Ik wil dat hij gewoon door de verwarming gaat!’
– ‘Vertel maar!’
En toen vertelde ze dat hij boven op het dak stond en dan zo en zo en zo door de buizen kruipt ’tot hij bij je schoen komt!’
-‘Dat klinkt heel mooi!’

Weer een paar dagen later probeerde ik na een kritische vraag te vertellen over een meneer, vroeger, die…’, maar ik kon mijn zin niet afmaken, want ze riep meteen: ‘Dus Sinterklaas is een menéér?’
– ‘Eh, ja, wat dacht jij dan? Toch geen mevrouw?
‘Ja, ik dacht een mevrouw!’
– ‘Echt? Mevrouwen hebben over het algemeen toch niet zo’n lange baard?!’
‘Nee, een korte!’

Yep, in je fantasie kan alles liefje! ?