Disclaimer

Mamablogs? Leuk! Ik lees ze graag: überpositieve moeders die alles geweldig vinden aan hun kinderen en alles eromheen, en de in mijn ogen meer realistische mama’s die vertellen dat ze het heeeerlijk vinden als de vakantie weer voorbij is. Top!

De eerste soort mamablogger kan ongegeneerd schrijven zonder enige terughoudendheid. Iedere moeder zal liefdevol de blog lezen en met een feelgoodgevoel de blog weer wegleggen.
(Tenzij je het moederschap helemaal niet zo rooskleurig ervaart misschien.)

De tweede soort mamablogger is gegroeid afgelopen jaren. Ikzelf vind het alleenstaand moederschap zwaar, ben niet altijd de leukste moeder als ik zodra ik ga zitten ‘mamaaaaa’ hoor en vind dus graag herkenning in blogs van moeders die ook graag wat meer tijd voor zichzelf hebben.
Maar zó jammer dat die laatste blogmama’s altijd disclaimers schrijven aan het einde van hun blog. Je wordt er mee dood gegooid:

  • ‘Dit is mijn persoonlijke mening, die hoef je niet te delen.’ Deze vind je vooral als het gaat om… (je raad ze al) wel/niet vaccineren en borstvoeding/kunstvoeding, maar ook bij andere onderwerpen. Niet deze ene zin, maar een volledige alinea. Of twee.
  • ‘Begrijp me niet verkeerd, ik hou heel veel van mijn kinderen.’ Duh, natúúrlijk, dat snapt iedereen! Toch?
  • ‘Ik zou zo weer voor kinderen kiezen, ik zou mijn kinderen niet kunnen  missen, maar.’ Snap ik! Gaan we toch ook gewoon van uit?!
  • En de makkelijkste disclaimer die iederéén kan gebruiken, ook als niet-blogger: iets negatiefs/zwaars vertellen en afsluiten met een tot huilens toe lachende emoticon: ’03:00 uur am: De kat plaste net op bed, twee kinderen geven om de beurt over, de derde heeft al drie keer een luier geleegt in zijn romper (en in zijn haar) en mijn man slaapt hier gewoon doorheen. ??’

Goed hoor moeders, dat positief blijven. En je kunt soms inderdaad maar beter lachen om de situatie en het proberen te relativeren, maar als iedereen begrijpt dat je, as we speak, je ogen uit je kop aan het janken bent, dan mag je dat toch gewoon zeggen?

Ineens is iedereen vóór als het gaat om het delen van je (al dan niet postpartum) depressie, de hele #MeToo beweging. Fijn! Goed! Maar bij minder zware onderwerpen wordt al zo vaak gereageerd met (al dan niet gepubliceerde) rollende ogen, wordt het genegeerd, had je nooit kinderen mogen krijgen als je er zo over denkt of moet je niet zo ontzettend zeuren want dit wist je toch toen je koos voor kinderen!
Pff, ook een slechte nacht gehad, medemoeder?

Waarom komt bij nare, niet invoelende reacties nooit een disclaimer?
Laten we gewoon ongegeneerd klagen als we het zwaar hebben (zodat we ook die depressie voor blijven). En laten we de moeders die klagen een hart onder de riem steken. En als je toch graag een zure reactie wil geven, kies je dan ook even uit een van de onderstaande disclaimers?

  • Ik heb al drie nachten niet geslapen, ben moe en dus reageer ik onaardiger dan ik normaal zou doen
  • Mijn espressomachine is stuk (breng me cafeïne, nu!)
  • Ik ben op dieet (en reageer alleen positief op een snickers!)
  • Ik ben gestopt met roken
  • Ik zou het liefste wél alles met terugwerkende kracht anders doen maar durf dat niet hardop te zeggen (ook dit mag, weet je!)
  • Ik ben gewoon een gigantische zeikerd (weet iemand nog een goede therapeut?)

Het zou fijn zijn als dáár emoticons van werden gemaakt, dan is meteen helder dat de reactie zo niet is bedoelt, hoeft de goedbedoelende schrijver zich niet meer te verontschuldigen voor zijn mening en kunnen we de zure moeder misschien ook nog eens een hart onder de riem steken.

Idee?

 

 

PS: Ik schreef eerder een blog over verontschuldigende moeders. Je leest het hier.

Schoolreisje

Kleutermeisje had een schoolreisje. Op de info-avond werd verteld dat een paar ouders mee mochten om te rijden.
Terwijl ik een week ervoor nog doorgaf dat ik me voorlopig nergens voor wilde inschrijven, maar zelf ook eerst wilde wennen, was ik nu de eerste op de lijst. Mijn kind op haar eerste schoolreisje? Daar moet ik bij zijn!

Ik kreeg er twee jongens bij in de auto.
Ik was daar superrelaxt over tót het moment dat de moeder van een van de jongens zei: ‘Vind je het niet spannend, dat je kinderen van een ander in je auto hebt?’ Ommekot! JAAA!
(Dat ik even later tegen een boom aan reed heb ik maar aan niemand verteld. Oké, mijn auto gleed door toen ik op de parkeerplaats stond en het was meer een takje dat net geplant was. Een twijgje. Net geen zaadje meer zeg maar. Hij verboog een beetje. En de kinderen waren er niet van onder de indruk. En niemand zag het. Dus dan is het niet eens zeker dat het wel gebeurt is. Toch?)

Op de heenweg boden de kinderen tegen elkaar op. De ene was al tien keer naar deze plek geweest, de ander al een miljoen keer. Toen de derde zei dat hij er nog nooit geweest was waren ze het meest onder de indruk.
Ze wisten allemaal hoe ik moest rijden. En volgens mijn bijrijder was het onmogelijk om er te komen zonder de snelweg te nemen. Als ik binnendoor ging zouden we er nooit komen. Nooit!
Ik ben best jaloers op het zelfvertrouwen van die kleine volwassenen, maar was blijer dat ik wel gelijk had.

In de speeltuin was het even zoeken naar wat we gingen doen. We hadden maar vijf kwartier (!) en dus renden we van skelter naar speeltuin, naar ezeltje rijden (NEE! IK BLIJF OP DE SKELTER!) naar binnenspeeltuin naar limonade drinken met nog 75 andere kinderen. Schoenen uit als je op het springkussen wil. Nee, niet op het buitenspringkussen want dat is nat! Nee, je sokken blijven aan! Schoenen weer aan als je naar buiten gaat! Waar is S? WAAR IS N? O help, nu ben ik ook nog mijn eigen kind kwijt! O nee, die houdt gewoon mijn hand vast.

Na vijf kwartier tot drie tellen (als in: hoeveel van ‘mijn’ kinderen zie ik nog?) was ik kapot en stapten we weer in de auto.

Er lagen nogal veel wegen open en de beide mannen bleken alles te weten over hoe je een weg moest bouwen. En dat deze wegenbouwers dat dus verkeerd deden. En terwijl de ene riep welke merken auto’s er voorbij reden, vertelde de ander welke dinosaurus de grootste tanden heeft.
Mijn meisje probeerde nog wat feitjes te delen over K3 en My Little Pony, maar de mannen waren net een gesprek begonnen over hoe vliegtuigen vliegen dus echt interesse in haar tonen deden ze niet.

Toen de kleine man op de achterbank aan mij vroeg of hij met de krokodil en de slang op het dashboard mocht spelen vond mijn kleuter weer aansluiting en hadden ze daar de grootste lol mee.

Volgende keer rijdt ik heel erg graag weer. Maar dan mag een ander de tijd in het park van me overnemen!

Wat wil je later worden?

Kleuter en ik gaan een spelletje spelen.
‘Weet je hoe het gaat mama?’
Ze pakt de handleiding erbij en terwijl ze het ‘leest’, legt ze me uit hoe het spel gespeeld moet worden.
Alsof ik het niet al 634 keer met haar heb gespeeld.

‘Ik ben even naar de wc hoor’, vertel ik mijn kleuter.
‘Oké, weet je waar het is? Je gaat de trap op, en dan links en dan links en dan rechts. Zal ik anders even mee?’

‘Wat ga je doen mama?’
– ‘Ik ga even een schilderijtje ophangen.’
‘Oké, geef maar!’ en ze reikt naar de boormachine.

‘O, ik had hier naar rechts gemoeten!’, zeg ik hardop tegen mezelf in de auto.
‘Geeft niet, ik weet wel hoe we moeten rijden! Je moet straks naar links, en dan rechtdoor!’

In de wachtruimte van de huisarts praat mijn lieve kleuter op haar eigen-wijze manier met me en wisselt dat af met tekenen op het krijtbord.
‘Mevrouw, weet u wel dat uw dochter een onderwijzeres in de dop is?’
De oude meneer knikt alsof hij me wil overtuigen en vertelt dan dat hij jarenlang directeur is geweest van een basisschool.

Als we samen een vriendenboekje invullen, vraag ik: ‘Wat wil je later worden?’
‘Vijf!’

Dat lijkt me een prima voorlopig doel!