De kleuter wil heeeel graag een spelletje spelen en kiest een spel uit.
Zij mag beginnen. Ik geef haar de dobbelsteen.
- Ze maakt eerst drie handstanden.
 - Vraagt of we hierna verstoppertje gaan spelen.
 - Zingt een Sinterklaasliedje en vraagt of ik weet hoe het verder gaat.
 - Wordt eraan herinnert dat ze aan zet is.
 - Stelt een belangrijke vraag, bijvoorbeeld: ‘Mama, hoe komt het dat we kunnen praten?’
 - Na een uitgebreid antwoord (van haarzelf) gaat ze op haar stoel staan.
 - ‘Ik pak even mijn knuffels!’ (en zoekt het hele huis af)
 - Ik vraag of ze wel zin heeft in het spelletje of liever iets anders doet.
 - ‘NEE NEE! Dit spelletje is het állerleukste om te doen!!’
 - Ik wijs naar de dobbelsteen.
 - ‘Ik hoor de postbode! Er is post! Zou er post voor mij zijn!’ *rent naar de brievenbus*
 - Is teleurgesteld dat er alwéér geen post voor haar is, er is nóóit post voor haar! Komt bij me uithuilen.
 - Wordt eraan herinnert dat ze aan zet is.
 - Is helemaal blij dat we dit leuke spelletje spelen en gooit de dobbelsteen enthousiast naar de andere kant van de kamer.
 - Gaat op zoek naar de dobbelsteen en komt onderweg ongeveer vijftien verschillende speelgoedjes tegen die allemaal bewonderd moeten worden.
 - Komt langs haar tafeltje en stoeltje en gaat daar zitten.
 - Wordt er aan herinnert dat we een spelletje aan het spelen zijn.
 - ‘O ja, hahaha! Vergeten!’ en rent naar me toe.
 - Legt de dobbelsteen neer: ‘Mama, mag ik een appel?’
 - Ik pak de dobbelsteen en leg die terug in haar hand.
 - Kleuter gooit met de dobbelsteen en nog voor ze haar pion verzet:
 
*REPEAT*