Vragen

Kindlief krijgt een nieuwe kamer. Het is een maandenproject en ik ben er voor de zoveelste keer aan het klussen.

Peuter: Is bijna klaar?
Ik: Nee (+ lange uitleg)
Peuter: Is bijna klaar?
Ik: Nee (+ korte uitleg)
Peuter: Is bijna klaar?
Ik: Nee
Peuter: Is bijna klaar?

Afscheid van onze hond

Vorige week zette mijn peuter na het zien van een sinterklaasaflevering van Het Zandkasteel haar schoentjes voor de verwarming.
‘ ‘woon even kijken of Sinterklaas komt!’
Ik zei dat mama altijd cadeautjes in haar schoen stopt, weet je nog? Maar alleen tijdens Sinterklaastijd, en dat is het nu nog niet.
Ze geloofde niet in mijn woorden. En wel in die van de Sint. ‘We gaan ‘woon even kijken of Sinterklaas komt!’

We hebben onze hond in moeten laten slapen en ook daar wil ze niet aan.
‘Kijk, ze heeft al oogje open!’, riep ze toen we afscheid namen. ‘Ze wordt weer wakker!’
Toen ik later echt even verdrietig werd, riep ze dat we haar toch gewoon weer op gaan halen. En dat ze heus wel weer haar oogjes open doet! ‘Ze wordt ‘woon weer wakker hoor!’
‘Nee lief, ze doet haar oogjes niet meer open, ze wordt niet meer wakker.’
‘ ‘Woon even kijken oké?! ‘Woon even kijken!’

Eerst dacht ik nog dat ik geen boekjes nodig had om haar uit te leggen wat dood gaan is, gewoonweg omdat zij er geen last of verdriet van had, net zoals ze dat niet nodig had na het zien van dode muisjes, vogeltjes en slakken. Het voordeel van zo jong zijn, dacht ik. Maar vandaag weet ik dat dat anders is. Ík heb het nodig dat ze gaat begrijpen wat dood gaan is, want ík vind het te moeilijk als ze steeds doet alsof onze hond nog gewoon terug komt.

Twee dagen na haar dood leert peuter ineens fluiten. He-le-maal blij is ze. Nu kan ze ook onze hond fluitend bij haar roepen! Ze is er niet meer hè meisje, ze komt ook niet meer.
‘ ‘Woon even ophalen oké?’
?

 

Krentenbaarddreiging

Mijn dochter loopt blij de speeltuin in. Zin om samen te spelen met het meisje wat ze al kent.

‘Ze mag niet met haar speelgoed spelen hoor!’, zegt de moeder echter meteen. `Ze heeft krentenbaard en dat is heel besmettelijk. Maar als ze elkaar maar niet aanraken en elkaars speelgoed niet aanraken geeft het niet. En we gaan toch naar huis. Zullen we gaan?’

Vervolgens gebeuren er een aantal dingen:

  • De moeder roept meerdere keren: ‘Nee, niet aanraken! Doe maar niet! Nee geef geen schep aan haar! Niet die emmer pakken!’, en vertelt ondertussen hoe onwaarschijnlijk haar dochter is besmet. Dit maakt dat de spanning bij mij ook behoorlijk stijgt. Wat een thriller.
  • Ik hoor de moeder het volgende kwartier nog 8 keer zeggen: ‘Kom we gaan’, maar geen actie ondernemen.
  • Ik zie haar dochter het emmertje en schepje van mijn kind meerdere keren aanraken en elkáár (bij benadering) ook zo’n 423 keer. En nog vaker bíjna, waarna twee moeders opspringen met een ‘NEE!’.
  • Ze raken beide de glijbaan continu aan.
  • Het meisje hoest in mijn dochters gezicht en de moeder zegt zichtbaar geschrokken: ‘O,… Hoest maar even in je mouw voortaan.’
  • Ik denk onnozel: o, zal het ook overdraagbaar zijn met hoesten?
  • Ik hoor de moeder door de telefoon zeggen: ‘Ze gaat nu ook al hoesten, dus dat is oppassen geblazen.’
  • En tegen haar kind: ‘Zullen we gaan?’, waarna ze rustig verder praat door de telefoon.

‘Kom meisje, we gaan. Nú! Oké, nog één keer van de glijbaan en dan nú komen. Nee niét aan je gezicht zitten! We gaan NU!’
Zeg ik.
En we gaan.

Het was wellicht iéts meer ontspannen als ze niets had gezegd.
Of gewoon was weggegaan.